donderdag 15 juni 2017

33

De 'mudflat' ligt droog en verlaten in de brandende zon. Aan de horizon palmbomen met daarachter de rivier en daarachter weer het dorp Kataque. Of Catac. Of Katak. Alles is mogelijk in dit land met honderd talen..
"Ga je mee naar de rivier?" vroeg ik Mama op de terugweg van de taylor die mijn Suikerfeestjurk klaar gemaakt had.
"Yes, I like it!" Wat ik niet zei, dat ik met de piroque over wilde steken naar bovengenoemd dorp in Casamance, Zuid Senegal. Herinneringen ophalend aan zeven jaar geleden toen ik het met Djanko op de fiets deed. Een bezoek brengen aan de oude man die manden vlecht, als hij nog leeft.
Bij de 'dam' gekomen met de jeep stoppen we. Niet verder gaan, zeiden de militairen bij het checkpoint. "Go walk."  Ik begrijp meteen waarom. Naast ons in de modder ligt een loodzware kraanwagen op zijn kant. Al een jaar lang. Niemand krijgt hem eruit. Als de regen komt staat de nu nog droge mudflat onder water en zal waarschijnlijk alleen nog het topje van het gevaarte te zien zijn. Ik check even de grond op hardheid, voor het geval ik ook in de 'zachte berm'  verdwijn.  Het kan er mee door, hoewel we in Nederland allang rechtsomkeert gemaakt zouden hebben. Offroad rijden leer je hier wel.  We gaan te voet verder. Schoenen uit want ondanks geen regen staat het 'pad' van lege oesterschelpen soms onder water. Waarschijnlijk wanneer het hoog water is, want de rivier staat direct in verbinding met de zee. Au! Au! de schelpen zijn scherp en Mama lacht me uit om wat ik nu weer onderneem. "Mamamusoo! , you want this, so do not cry.." waarschuwt ze me met zwaaiende vinger.
Bij de rivier is het lekker koel, een zacht windje aait over ons gezicht. De jongen peddelt ons over voor vijftig dalasis  over in zijn piroque - prijs voor heen en terug - en even later staan we in de bush die daarstraks nog horizon was. De mooiste mango's hangen in de bomen. Kleine, geel met rode blozende wangetjes. De grond ligt vol met dode bladeren en takken en ik ben voor het eerst echt bang voor slangen. Ik blijf dus op het zanderige karrespoor naar het dorp, om me heen loerend maar tevens genietend van zo'n overdaad aan natuur.
Bij het eerste huis van het dorp staan drie jongens ons verbaasd aan te kijken. Wat is er hier raar? vraag ik me af. Een toubab en een donker meisje, so what? Dan herken ik de langste. Ik zoek naar zijn naam. "Help me, you are.., your name please.."
"Maxim! Je m'appelle Maxim!" Aha.. Maxim, de zoon of de neef of de broer of of of ... van Pieta van Father School in Gunjur. De gepensioneerde hoofdonderwijzer die me een paar maal per week ijsblokken levert. Wat doet die hier in vredesnaam. Heel gewoon, zijn moeder woont hier. Ik krijg op verzoek een metalen kop met overheerlijk koel water aangereikt. Uit de put notabene. En helder!
Ik vertel dat ik op zoek ben naar de oude man die manden maakt en vraag of hij nog leeft. Ja,dat wel, maar later zal ik zien wat er nog van hem over is. Maxim brengt ons naar hem toe. Een mager mannetje  met kromme rug staart in het niets als we voor hem staan. Bijna blind is hij. En doof, blijkt als ik tegen hem ga praten. Zijn zus, of zijn vrouw of zijn buurvrouw posteert zich recht tegenover hem en begint tegen hem te schreeuwen wat ik net gezegd heb. Ze trekt aan het touwtje om zijn nek en schreeuwt nogmaals dat hij zijn 'lens' moet gaan halen. Op de tast schuifelt de man naar de deur achter hem en komt terug met een klein brilletje. Hij friemelt het om zijn oren en het onderzoek begint. Van boven tot onder wordt ik geinspecteerd alsof ik een legpuzzle ben. De vrouw brult nogmaals dat ik zeven jaar geleden ook hier was. Dat ik een mand van hem kocht. Dat herinner je je toch niet. Hij wel.  Op de fiets met Djanko uit Kartong. Zijn gezicht klaart op. "Yes! Yes'"  schreeuwt hij tegen me alsof ik ook doof ben.  Ik vraag de vrouw of hij nog steeds manden maakt. Want blinden kunnen een hoop bleek laatst weer toen ik een prachtig kleurig matje kocht, gemaakt door een blind meisje. De man krijgt er duidelijk zijn in. Hij draait zich om en gaat in redelijk gezwinde pas naar het buurhuis waar hij zijn werkplaats heeft. Ik zeg dat ik de manden wil zien en probeer ondertussen te bedenken wat ik verder ga doen. Ze kopen? Voor wie? Wat maakt het uit, de man is er misschien mee geholpen. Zie maar Tien! Hij sjouwt twee grote manden naar buiten en vijf kleine. "Do you want to sell them?" vraag ik via zijn zoon, die inmiddels gearriveerd is. Blij knikt iedereen ja. Ik vraag de prijs en betaal. Maar hoe krijgen we dit weer terug naar de jeep? In overmoedige bui posteer ik de vijf kleine manden op mijn hoofd en begin wiegend te lopen. Stomverbaasd over mezelf en het wonder van de zwaartekracht die klaarblijkelijk te trotseren valt. Maxim neemt op mijn verzoek  de mobiel om het op video vast te leggen. Helaas. Geen batterij genoeg meer, nog wel voor een paar laatste foto's. Het voelt heel bijzonder om zo rechtop wiegend meter na meter af te leggen.  Ik draai zelfs een rondje en neem de grote manden er ook nog even bij. Alles terwijl de vijf manden met daarin ook nog eens zes mango's  op mijn schedel balanceren.
Na vijftig meter, ik ben al een flink stuk het dorp uit gelopen, geef ik het op. Het gaat weliswaar zeer doen op mijn schedeldak, maar ze zijn niet gevallen.

Als ik terugkom zie ik de zoon op een bankje zitten met een (buur?)man die hem vasthoudt. De zoon zwaait zoekend met zijn armen, het hoofd naar beneden. Een eplileptische aanval naar later blijkt. Hij is nauwelijks in bedwang te houden en ik besluit te helpen. Samen met de man houden we hem in bedwang zodat de zoon zichzelf niet kan verwonden. Ik vraag om water, maak zijn gezicht nat en giet het resterende koele water over zijn kroeshaar. Onbestemde geluiden.  Ik praat tegen hem en langzaam tilt hij zijn hoofd op. Zijn ogen zoeken. Hij is in een andere wereld. De man laat me in het Frans weten dat hij maandelijks medicijnen slikt. En dat hij nu heel moe is. Hij wijst op het zand onder het afdakje. Daar zullen ze een mat voor hem neer leggen zodat hij uit kan rusten.
Pfft!  Zo handel je met iemand een koop af en zo is iemand vertrokken naar een andere wereld. Heel bizar.

Maxim neemt de vijf kleine manden voorop zijn fiets. Mama en ik nemen ieder een grote voor onze rekening. De dertig mango's die we gekregen hebben alsof er in Gambia geen mango's zijn, verdelen we over de rugzak en onze shirts die we als schort omhoog houden.  Het water is inmiddels gestegen en ik hoop de jeep goed aan te treffen. Na de oversteek zie ik al gauw het witte dakje, maar ik ben pas gerust gesteld als ik hem draaiend op de dam met te zachte zijkanten, gekeerd heb.  De zon staat een stuk lager. De militairen begroeten ons alsof we van een wereldreis terugkomen.  Met de jeep scheur ik door het mulle karrenspoor totdat de weg wat meer verhard is. Daarna tuffen we rustig naar huis.
Maar niet nadat we eerst een spontaan bezoek gebracht hebben aan mijn voormalig 'schoonfamilie' in Kartong. Lastig te vermijden want wonend aan dit karrespoor. Ook Djanko's moeder herinnert zich dat ik zeven jaar geleden een mand voor haar meebracht. Ik geef haar een van de twee meegebrachte grote manden. Dolblij verdwijnt ze in haar huis om terug te komen met een bos nieuwe rode uien. En het Suikerfeest, dat kom ik toch zeker bij hun doen?! Oei! Twee schoonfamilies en een Suikerfeest, hoe doe ik dat? Sponsordochte Mama helpt me uit de brand:
"No problem Mama, first day you do Tapha family, secondly Djanko." Hoe simpel.

Geen opmerkingen:

Een reactie posten

Reageren? Kan hier..